Op 1 juli loopt de coronamaatregel voor uitstel van betaling van belastingschulden af. Tot die datum kunnen belastingplichtigen nog uitstel van betaling aanvragen voor belastingschulden die tot 1 juli 2021 zijn ontstaan. Schulden na 1 juli 2021 vallen (nog) niet onder de regeling. Dat betekent dat de aangifte loonheffingen of btw over het tijdvak juni 2021 weer gewoon volgens de oude regels moet worden betaald! Wel ligt er nog een motie in de tweede kamer om deze termijn met een kwartaal te verlengen tot 1 oktober 2021. 

Is er op basis van de oude regeling al verlenging van eerder verkregen uitstel gekregen, dan loopt het uitstel automatisch door tot 1 juli 2021. De opgebouwde belastingschuld hoeft dan niet meteen te worden afgelost. De aflossing start uiterlijk op 1 oktober 2022. De aflossingstermijn bedraagt 60 maanden. 

Ondernemers die eerder een aanvraag voor drie maanden hadden ingediend en na deze drie maanden niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, dienen zélf om verlenging van het uitstel te vragen. Doen ze dit niet, dan lopen ze het risico om uitgesloten te worden voor de betalingsregeling van 60 maanden.

De staatssecretaris van EZK heeft de subsidieregeling tegemoetkoming vaste lasten (TVL) voor startende mkb-ondernemingen gepubliceerd. De regeling is inmiddels in werking getreden en vervalt per 1 januari 2022. In een Kamerbrief van 21 januari 2021 is de regeling voor starters aangekondigd. De regeling geldt voor ondernemers, die volgens de inschrijving in het handelsregister zijn gestart tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 en is beperkt tot het eerste kwartaal van 2021.

De startersregeling kent dezelfde afbakening als de TVL. Dit betekent dat de regeling niet geldt voor:

  • financiële instellingen;
  • overheden en extraterritoriale instellingen;
  • huishoudens;
  • publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • overheidsbedrijven;
  • bekostigde scholen en instellingen voor beroeps- en hoger onderwijs.

Het omzetverlies moet meer dan 30% bedragen. De vaste lasten moeten minimaal € 1.500 bedragen, net als bij de TVL. Als referentieperiode voor het omzetverlies geldt het derde kalenderkwartaal van 2020 vanwege de versoepelde coronamaatregelen in die periode. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet van het eerste kalenderkwartaal van 2021 te vergelijken met de omzet van de referentieperiode. Subsidies, tegemoetkomingen of andere steun van de overheid in verband met de bestrijding van de coronacrisis maken geen deel uit van de omzet voor de toepassing van deze regeling.

De vaste lasten worden bepaald op een per SBI-code vastgesteld percentage van de omzet. De vaste lastenpercentages per SBI-code zijn dezelfde als bij de TVL. De subsidie bedraagt de referentieomzet maal het omzetverlies in procenten maal het vaste lastenpercentage maal 85%. De subsidie bedraagt maximaal € 124.999 per getroffen startende mkb-onderneming en minimaal € 1.500.

Aanvragen voor deze regeling kunnen vanaf 31 mei 2021 worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) via een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

Om het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling te beperken, moeten ondernemingen die tussen 16 maart 2020 en 30 juni 2020 zijn ingeschreven en die een subsidie van minimaal € 25.000 aanvragen, een verklaring van een onafhankelijke deskundige aanleveren. De deskundige derde kan deze verklaring onafhankelijk van de aanvrager indienen op het portaal van RVO.nl. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 12 juli. RVO.nl stelt de subsidie direct vast en werkt dus niet met voorschotten. De uiterste datum van subsidievaststelling is 31 december 2021.

Ondernemers, die hun bedrijf tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, kunnen vanaf 31 mei een aanvraag indienen voor de TVL. De regeling geldt voor ondernemers in het mkb en zzp’ers met een vestigingsadres, dat afwijkt van het woonadres. Om voor de startersregeling TVL in aanmerking te komen moet een ondernemer in het eerste kwartaal van 2021 30% omzetverlies hebben geleden ten opzichte van het derde kwartaal van 2020. Voor het tweede kwartaal geldt ook voor startende ondernemers de algemene TVL-regeling.

Andere voorwaarde voor de TVL voor startende ondernemers is een bedrag van ten minste € 1.500 aan vaste lasten per kwartaal. Het subsidiepercentage bedraagt 85%. Het maximale subsidiebedrag voor het eerste kwartaal is € 124.999. Bij een subsidiebedrag vanaf € 25.000 is een verklaring van een deskundige nodig bij de aanvraag.

Startende ondernemingen, die deel uitmaken van een groep van ondernemingen, komen niet in aanmerking voor de regeling omdat zij niet als starter worden gezien.

Het aanvraagloket voor de TVL voor startende ondernemers is geopend van 31 mei 2021 om 09.00 uur tot 12 juli 2021 om 17.00 uur.

Het kabinet heeft de voorstellen voor het steun- en herstelpakket in het derde kwartaal 2021 bekendgemaakt.

NOW

 

 NOW-3 (1e en 2e kwartaal 2021)

 NOW-4 (3e kwartaal 2021)

 Omzetverlies

 20%

 20%

Subsidiepercentage

 85%

 85%

 Maximum salaris

 2 x maximum dagloon

 2 x maximum dagloon

 Vrijstelling loonsomdaling

 10%

 10%

 Opslag werkgeverslasten

 40%

 40%

De loonsubsidie NOW wordt verlengd met drie maanden, tot en met 30 september 2021 (NOW-4). Het maximale vergoedingspercentage blijft 85; de loonsomvrijstelling bedraagt 10% van de loonsom. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de NOW-4 geldt een minimaal omzetverlies van 20%. De forfaitaire opslag bedraagt 40% en de maximale vergoeding per werknemer twee keer het maximum dagloon. De referentiemaand voor de loonsom voor de NOW-4 is februari 2021. Deze maand geeft een representatiever beeld van de huidige loonsom dan de oude referentiemaand (juni 2020).

Met ingang van de NOW-3 telt een door de ondernemer ontvangen Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) niet langer als omzet voor de NOW. De NOW-3 geldt voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 30 juni 2021.

TVL

 

 Tweede Kwartaal 2021

 Derde kwartaal 2021

 Omzetverlies, minimaal

 30%

 30%

 Subsidiepercentage

 100%

 100%

 Maximum bedrag mkb*

 € 550.000

 € 550.000

 Maximum grote bedrijven*

 € 1.200.000

 € 600.000

 Overig

 * maximum subsidiebedrag voor   hele steunperiode is € 1,8 miljoen

  • Minimum vergoeding € 1.500
  • Mkb en niet-mkb
  • Vaste-lastendrempel € 1.500
  • Minimum vergoeding € 1.500
  • Mkb en niet-mkb
  • Vaste-lastendrempel € 1.500

De TVL stelt ondernemers in staat om hun vaste lasten ook in een tijd met minder of zelfs geen inkomsten te betalen. Het kabinet verlengt de TVL per 1 juli 2021 met één kwartaal (TVL-3), zonder aanpassingen in de regeling. Het vergoedingspercentage blijft 100 en de omzetdervingsdrempel van 30% wordt gehandhaafd. De regeling blijft in het derde kwartaal ook openstaan voor niet-mkb bedrijven. Het maximumbedrag dat een mkb-ondernemer kan ontvangen blijft € 550.000. Voor grote bedrijven wordt dit € 600.000. In het derde kwartaal blijft het mogelijk om als referentiekwartaal voor het derde kwartaal van 2020 in plaats van voor het derde kwartaal van 2019 te kiezen. Het maximum subsidiebedrag voor grote bedrijven wordt voor het tweede kwartaal verhoogd naar € 1,2 miljoen. Bedrijven kunnen door deze verhoging al in het tweede kwartaal van 2021 het staatssteunplafond van € 1,8 miljoen bereiken, waardoor zij in het derde kwartaal geen TVL meer kunnen ontvangen. Er komt geen extra subsidieregeling voor het grootbedrijf.

Tozo

De periode, waarover de Tozo kan worden aangevraagd, wordt verlengd tot 1 oktober 2021. De voorwaarden voor het recht op uitkering wijzigen niet. Wel zal meer dan voorheen de nadruk liggen op het ondersteunen, activeren en stimuleren van ondernemers zodat zij zo snel mogelijk weer op eigen benenkunnen staan.

Terugbetaling lening bedrijfskapitaal

De datum waarop zelfstandige ondernemers moeten beginnen met de terugbetaling van een Tozo-lening voor bedrijfskapitaal wordt met zes maanden uitgesteld tot 1 januari 2022. Tot die datum is geen rente verschuldigd over de lening. De termijn waarbinnen de lening moet worden terugbetaald wordt verlengd van 42 naar 60 maanden.

Terugbetalingen NOW en TVL

Voor terugbetalingen van de NOW en de TVL wordt een doelmatigheidsgrens ingevoerd. Bedragen onder € 500 worden niet ingevorderd. RVO.nl en het UWV voeren dit in de praktijk al uit.

TONK

Ook de TONK wordt met drie maanden verlengd, tot en met het derde kwartaal van 2021. Gemeenten hebben, als uitvoerders van de TONK, beleidsvrijheid met betrekking tot het vaststellen van de draagkracht van de aanvrager. De gemeente kan zelf bepalen in welke mate het inkomen of vermogen wordt betrokken bij het beoordelen van de aanvraag.

Fiscale maatregelen

Het kabinet verlengt diverse fiscale maatregelen tot 1 oktober 2021. Het gaat om:

  1. het uitstel van administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen;
  2. het akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers;
  3. de onbelaste reiskostenvergoeding;
  4. de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen;
  5. het btw-nultarief op mondkapjes;
  6. de btw-vrijstelling voor de uitleen van zorgpersoneel;
  7. het btw-nultarief op COVID-19-vaccins en testkits; en
  8. het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek bij een betaalpauze.

Het tijdelijk verlaagde btw-tarief op online sportlessen loopt door voor groepslessen, totdat deze binnen weer zijn toegestaan.

Urencriterium

Vanwege de aangekondigde versoepelingen van de coronamaatregelen wordt de versoepeling van het urencriterium na 1 juli 2021 niet voortgezet. Vanaf die datum tellen enkel de daadwerkelijk aan de onderneming bestede uren.

Aflossing belastingschuld

De versoepelde regeling voor uitstel van betaling van belastingen voor ondernemers loopt op 1 juli 2021 af. Vanaf deze datum moeten ondernemers nieuwe fiscale betalingsverplichtingen op tijd voldoen. De onder de uitstelregeling opgebouwde belastingschuld moet met ingang van 1 oktober 2022 worden afgelost. Dat is een jaar later dan eerder aangekondigd. De aflossingstermijn voor deze belastingschulden wordt verlengd van 36 naar 60 maanden. Er komt geen generieke kwijtscheldingsregeling voor belastingschulden.

Invorderingsrente

Sinds 23 maart 2020 bedraagt de invorderingsrente 0,01%. Volgens het huidige beleid zou de invorderingsrente per 1 januari 2022 teruggaan naar 4%. Het kabinet kiest ervoor om per 1 januari 2022 de invorderingsrente te verhogen naar 1%. Per 1 juli 2022 gaat de invorderingsrente naar 2%, per 1 januari 2023 naar 3%, om per 1 januari 2024 uit te komen op 4%.

Overige maatregelen

Diverse kredietgarantieregelingen worden verlengd. De BMKB-C is al verlengd tot en met 31 december 2021. De garantieregelingen KKC, GO-C en de regeling Overbruggingskredieten via Qredits worden ook verlengd tot en met 31 december 2021, in lijn met het verlengde EU-staatssteunkader.

Beëindiging Garantieregeling Herverzekering Leverancierskredieten

Per 1 juli 2021 zal de herverzekeringsovereenkomst tussen de Staat en zeven particuliere kredietverzekeraars tot een einde komen. Net als in Duitsland, Denemarken en Engeland concluderen de Nederlandse staat en de betrokken kredietverzekeraars op basis van de huidige marktinformatie dat de regeling niet langer noodzakelijk is.

De maximale rente voor consumptieve kredieten is gekoppeld aan de wettelijke rente in de vorm van een opslag op de wettelijke rente. Deze opslag bedraagt 12 procentpunten. De wettelijke rente bedraagt momenteel 2%. De maximale rente voor consumptieve kredieten komt daarmee uit op 14% per jaar. In verband met de coronacrisis is de opslag op de wettelijke rente tijdelijk verlaagd naar 8 procentpunten. De maximale kredietvergoeding bedraagt nu dus 10% per jaar. De tijdelijke verlaging geldt tot 1 september 2021. De minister van Financiën heeft een wijzigingsbesluit ter consultatie gepubliceerd waardoor wordt de verlaging wordt verlengd tot 1 juli 2022.

Nadat de staatssecretaris van EZK in een brief aan de Tweede Kamer een uiteenzetting heeft gegeven over een oplossing van de referentiesystematiek in de TVL-regeling en haar twijfels over de doelmatigheid daarvan, heeft de Kamer een motie aangenomen. In de motie wordt het kabinet opgeroepen om snel een keuze te maken, waarbij de keuze voor een andere referentieperiode als mogelijkheid wordt geschetst. De staatssecretaris heeft toegezegd de motie uit te voeren. Bedrijven krijgen bij de TVL voor het tweede kwartaal van 2021 de keuze tussen het tweede kwartaal van 2019 en het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode. De staatssecretaris wijst erop dat deze keuzemogelijkheid ondoelmatig is, omdat naar verwachting slechts 35% van de extra kosten terechtkomt bij bedrijven die problemen hebben met de huidige referentieperiode.

De nieuwe startersregeling hanteert het derde kwartaal van 2020 als referentiekwartaal. Omdat dit referentiekwartaal toegevoegd wordt aan de reguliere TVL, wordt de startersregeling in het tweede kwartaal van 2021 opgenomen in de reguliere TVL. Naar verwachting kan de TVL voor het tweede kwartaal in de tweede helft van juni opengesteld worden.

De derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3) kent drie subsidietijdvakken, ieder met een looptijd van drie maanden. Gedurende het subsidietijdvak kan de werkgever een aanvraag indienen voor NOW voor dat tijdvak. Het aanvraagloket is per subsidietijdvak steeds ongeveer vier weken opengesteld. De openingstijd van het aanvraagloket voor het derde tijdvak van de NOW-3, dat is het tweede kwartaal van 2021, is verlengd. Dit geeft werkgevers meer tijd om een aanvraag te doen en beperkt het risico van te laat indienen van een aanvraag. Het loket is geopend tot en met woensdag 30 juni 2021.

De subsidieregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) heeft als doel om bedrijven voldoende liquide middelen te verstrekken om hun vaste lasten te kunnen betalen en hun onderneming draaiende te houden. De omvang van de vaste lasten wordt bepaald aan de hand van een sectorafhankelijk percentage van de omzet. De TVL is vrijgesteld van belasting over de winst, maar telt wel mee als omzet voor de Noodmaatregel voor Ondersteuning van de Werkgelegenheid (NOW).

Voorwaarden

Als voorwaarde voor de TVL geldt de combinatie van een omzetverlies van 30% of meer en een bedrag aan vaste lasten van ten minste € 1.500 in een periode van drie maanden. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet in de subsidieperiode te vergelijken met dezelfde periode in 2019. Bij de aanvraag wordt uitgegaan van de verwachte omzetdaling. Aan de hand daarvan wordt een voorschot op de subsidie uitgekeerd. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van omzetgegevens in de btw-aangiften. Dat geldt voor ondernemingen die per maand of per kwartaal aangifte doen.

Subsidiebedrag

De hoogte van de subsidie is gebaseerd op het omzetverlies. De vergoeding bedraagt over het eerste kwartaal van 2021 85% van het omzetverlies, vermenigvuldigd met het vastelastenpercentage. De minimale vergoeding bedraagt € 1.500; de maximale vergoeding € 550.000. Voor grote bedrijven geldt een maximum van € 600.000.

Aanvraag

De aanvraag voor het eerste kwartaal van 2021 kan tot en met 18 mei a.s. om 17.00 uur worden ingediend op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap biedt werkgevers de mogelijkheid om alsnog subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2019-2020. Aanvragen hadden uiterlijk op 16 september 2020 om 17.00 uur moeten zijn ingediend om nog tijdig te zijn. In verband met de coronapandemie zijn werkgevers niet altijd in staat geweest om tijdig hun subsidieaanvraag in te dienen. Met een beroep op de hardheidsclausule is dit nu alsnog mogelijk. De werkgever zal moeten aantonen dat de corona-uitbraak of de coronamaatregelen zodanige gevolgen hebben gehad dat hij daardoor niet in staat was de aanvraag tijdig in te dienen. Het feit dat de medewerker, die de aanvraag zou indienen, vanwege corona is ziekgemeld, is onvoldoende. Daarnaast moet sprake zijn van een ’onbillijkheid van overwegende aard’ indien de subsidie niet alsnog zou worden verstrekt.

Een beroep op de hardheidsclausule wordt alleen gehonoreerd wanneer de werkgever met schriftelijke bewijzen komt. Werkgevers, die zich tussen 16 en 30 september 2020 hebben gemeld bij RVO.nl, worden in de gelegenheid gesteld om tussen 3 en 21 mei 2021 alsnog een aanvraag in te dienen.

De Wet op de inkomstenbelasting kent een aantal faciliteiten voor ondernemers. Om recht te hebben op de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve moet de ondernemer voldoen aan het urencriterium. Dit houdt in dat de ondernemer ten minste 1225 uren per kalenderjaar moet besteden aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Voor het jaar 2020 geldt dat een ondernemer in de periode van 1 maart tot 1 oktober geacht wordt ten minste 24 uur per week aan de onderneming te hebben besteed, ongeacht de werkelijk bestede uren. Voor ondernemers in seizoengebonden sectoren, die gewoonlijk in de periode van 1 maart tot 1 oktober de meeste uren besteden aan hun onderneming, geldt dat zij geacht worden in 2020 evenveel uren te hebben gewerkt als zij in de periode van 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019 hebben gewerkt.

De versoepeling van het urencriterium gold in 2020 niet in het laatste kalenderkwartaal. Dat is om te voorkomen dat ondernemers, die in eerdere jaren niet aan het urencriterium hebben voldaan, dat in 2020 alleen door de versoepeling wel zouden doen. Dat blijkt uit het antwoord van de staatssecretaris van Financiën op Kamervragen. De staatssecretaris vindt het ongewenst om de versoepeling met terugwerkende kracht ook van toepassing te laten zijn op het laatste kwartaal van 2020.